Een paar woordjes Zweeds...


De kok zingt voor je...


In Zweden spreek je Zweeds.
Nou ja, je kunt je er prima redden met Engels hoor. Vooral in de grote(re) steden en in het zuiden spreken alle Zweden Engels en net zo goed / slecht als in Nederland. Kom je verder Noordelijk (boven Stockholm) begint het langzaam wat moeilijker te worden met Engels. Vooral de oudere mensen en op het platte land spreekt lang niet iedereen Engels. Vaak begrijpen ze wel zo'n beetje wat je zegt maar het antwoord is hartstikke Zweeds.
Met handen en voeten kom je uiteindelijk natuurlijk overal, maar soms....

Daarom hier wat basis woorden, zinnen en uitdrukkingen.
Maak je niet druk om beleefdheids vormen; iedereen is je -> "du", net als in het Engels ("you")

Belangrijkste is "Hallo" kunnen zeggen en da's vrij simpel: "Hej" [je zegt het zoals je het schrijft]
Hej kan je altijd gebruiken in bijv. een winkel, maar ook bij bekende, bij oud en jong.

Dan moet je natuurlijk ook weer een keer afscheidt nemen. Simpelste is "Hej då" [spreek je uit als hejdôh] wat zoveel beteken als "dag" of "doei", ook in elke situatie te gebruiken.
"Tot ziens" wordt "Vi ses" [uitspraak: wie sees]

"Tack" [spreek je uit als tak] betekent "dank je wel". In het Zweeds bedank je duidelijk vaker dan in het Nederlands, dus wees gul met de "Tack".
"Alsjeblieft" (als je iets aan iemand geeft) is ook erg belangrijk en wordt "Varsågod" [spreek je uit als varshogoed].
Mocht je op iemands tenen zijn gaan staan dan is "förlåt" [spreek je uit als feurlot] de manier waarop je "sorry" zegt.
Wil je je verexcuseren (omdat je bijv. van tafel gaat of iets wil vragen) dan kan je beter "ursäkta" [ spreek je uit als uursekta] gebruiken (als in "pardon").


Zin in meer?
Hieronder nog een hele lijst met oefen woordjes


Nederlands

* Hoe kom ik in…(plaatsnaam)?
* Hoe ver is dat?
* Kunt je mij dat op de kaart aanwijzen?
* Een volle tank aub
* Goedemorgen
* Goedemiddag
* Goede avond
* Goede nacht
* Goede reis
* Dag of doei
* Hallo / hoi
* Ja / Nee
* Tot ziens
* Dank je
* Pardon / sorry
* Ik hou van jou
* Rijbewijs
* Geld
* Verboden te roken
* Verboden toegang
* Koffie
* Bier
* Thee
* Jus d'orange

Zweeds

* Hur kommer jag till…(plaatsnaam)?
* Hur langt är det?
* Kan du visa mig vart det ligger på kartan?
* Kan du fylla tanken, tack
* God morgon
* God dag
* God kväll
* God natt
* Trevlig resa
* Hej då
* Hej / hejsan /Tjena
* Ja / Nej
* Vis es
* Tack
* Ursäkta
* Jag älskar dig
* Körkort
* Pengar
* Rökning förbjuden
* Ej tillgång
* Kaffe
* Öl
* Te
* Juice





De smaak te pakken? en wil je nou ook wel eens weten hoe je 't uitspreekt?
Met de tekstballonetjes kan je horen wat de bedoeling is! Geef het tijd om te laden, het zijn grote geluidsbestanden!
Da's handig en heel erg gejat van de site www.vakantietaal.nl, waar ze overigens nog veel meer talen hebben om te oefenen
(ik heb Zweeds hier lang geleden zonder kosten kunnen downloaden; inmiddels kost het € 9,50). Voorlopig ga ik er maar vanuit dat onze site niet zoveel bezoekers trekt dat 't problemen gaat geven met de gulle onwetende donateurs. Helemaal netjes is het natuurlijk niet dat eea hier gratis staat....


Les 1 - Voor iedereen

1 Goede morgen, goede middag, goede avond, goedenacht
2 Ik heet …
3 Hoe heet jij?
4 Wil je me helpen?
5 Wil je met me uit?
6 Zullen we samen iets drinken?
7 Ik vind jou leuk
8 Zullen we morgen iets samen doen?
9 Wat doe je het liefst?
10 Wil je blijven slapen?
11 Waarom? Waarom niet?
12 Ja, nee, misschien
13 Meneer, mevrouw, kind,
14 Mijn man, mijn vrouw, mijn vriend, mijn vriendin, mijn kinderen
15 Ik spreek geen.....
16 Ik spreek maar een beetje.....
17 Ik begrijp je niet
18 Alstublieft, dank u wel
19 Ik wil graag een brood hebben.
20 Melk, bier, wijn, soep, uien, knoflook,
21 Water, tandpasta, toiletpapier, condooms

lektion 1 - Till alla

1 God morgon, god middag, god kväll, god natt
2 Jag heter…
3 Vad heter du?
4 Vill du hjälpa mig?
5 Har du lust att gå ut tillsammans?
6 Ska vi gå och dricka nåt?
7 Du är kul.
8 Ska vi göra nåt tillsammans i morgon?
9 Vad gör du helst?
10 Vill du sova över?
11 Varför då? Varför inte?
12 Ja / Jo, nej, kanske
13 Herr, fru, barn
14 Min man, min fru, min vän / sambo, min vännina, mina barn
15 Jag talar inte.. .
16 Jag talar bara lite…
17 Jag förstår dig inte
18 Varsågod, tack
19 Jag vill gärna ha ett bröd
20 Mjölk, öl, vin, soppa, lök, vitlök
21 Vatten, tandkräm, toalettpapper, kondomer




Les 2 - Tellen

22 Eén, twee, drie, vier, vijf , zes, zeven, acht, negen, tien
23 Elf, twaalf, dertien, veertien, vijftien
24 Zestien, zeventien, achttien, negentien, twintig
25 Eenentwintig, tweeëntwintig, drieëntwintig, vierentwintig, vijfentwintig
26 Zesentwintig, zevenentwintig, achtentwintig, negenentwintig, dertig
27 Veertig, vijftig, zestig, zeventig, tachtig, negentig, honderd
28 Tweehonderd, driehonderd, duizend , tweeduizend

lektion 2 - Räkna

22 En / ett, två, tre, fyra, fem, sex, sju, åtta, nio, tio
23 Elva, tolv, tretton, fjorton, femton
24 Sexton, sjutton, arton, nitton, tjugo
25 Tjugoen, tjugoett, tjugotre, tjugofyra, tjugofem
26 Tjugosex, tjugosju, tjugoåtta, tjugonio, trettio
27 Fyrtio, femtio, sextio, sjuttio, åttio, nittio, hundra
28 Tvåhundra, trehundra, ett tusen, tvåtusen




Les 3 - Weekdagen, maanden en jaargetijden

29 Maandag, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag, zaterdag, zondag
30 Januari, februari, maart, april, mei, juni,
31 Juli, augustus, september, oktober, november, december
32 Lente, zomer, herfst, winter

lektion 3 - Vardagar, månader, årstider

29 Måndag, tisdag, onsdag, torsdag, fredag, lördag, söndag
30 Januari, februari, mars, april, maj, juni
31 Juli, augusti, september, oktober, november, december
32 Vår, sommar, höst, vinter




Les 4 - De tijd

33 Vandaag, morgen, overmorgen, gisteren, nu
34 Vorige week, volgende week, verleden jaar
35 Over een uur, over tien minuten
36 Hoe laat is het?
37 Wanneer? Om twee uur, om tien over twee, kwart over twee

lektion 4 - Tiden

33 Idag, imorgon, övermorgon, igår, nu
34 Förra veckan, nästa vecka, förra året
35 Om en timme, om tio minuter
36 Vad är klockan?
37 När? Klockan två, tio minuter över två, kvart över två




Les 5 - Weer en de windrichting

38 Het weer, het is mooi weer, het is slecht weer
39 Wat voor weer wordt het morgen?
40 Sneeuw, de zon, bewolkt, mist
41 Het noorden, westen, oosten, zuiden

lektion 5 - Väder och vindriktningen

38 Vädret, vädret är vackert, vädret är dåligt
39 Vilket väder får vi imorgon?
40 Snö, solen, molnig, dimma
41 Norr, väst, öst, sud




Les 6 - Auto en autopech

42 Mijn auto doet het niet meer.
43 Kunt u me zeggen waar hier een benzinestation is?
44 Vol alstublieft, loodvrij, normaal, super,
45 Diesel, LPG, olie, water, bandenspanning
46 Wilt u mijn auto repareren?
47 Waar is de dichtstbijzijnde garage?
48 Hoeveel gaat het ongeveer kosten?

lektion 6 - Bil och motorstopp

42 Min bil är sönder
43 Kan du säga mig var det finns någon bilverkstad här?
44 Full tank, tack, blyfri, nittiofem oktan, nittioåtta oktan
45 Diesel, gas, olja, vatten, ringtryck
46 Vill du laga min bil?
47 Var finns den närmaste bilverkstaden?
48 Hur mycket ska det kosta ungefär?




Les 7 - Op reis -anders

49 Een retour naar & , enkele reis
50 Hoe laat komt de trein aan?
51 Waar vertrekt de trein naar ....?
52 Is deze plaats nog vrij?
53 Waar is de afdeling gevonden voorwerpen?
54 Hoe laat vertrekt het vliegtuig?
55 Ik moet naar …
56 Heeft u een plaats voor een tent?
57 We zijn met z'n drieën
58 We willen twee dagen blijven.
59 Wij vertrekken morgen.
60 Mag ik de rekening?
61 Heeft u nog een kamer vrij?
62 Mag ik de kamer even zien?
63 Ik neem de kamer.
64 Hoe laat kan ik ontbijten?

lektion 7 - På resa -annorlunda

49 En tur och retur-biljett till …, en enkelbiljett
50 Hur dags anländer tåget?
51 Från vilken perrong avgår tåget till… ?
52 Är den här platsen ledig än?
53 Var finns hittegodsexpeditionen?
54 När avgår planet?
55 Jag ska till…
56 Finns det plats för tält?
57 Vi är tre stycken
58 Vi vill stanna två dagar
59 Vi reser i morgon
60 Kan jag få betala?
61 Har du nåt rum ledigt?
62 Får jag se rummet?
63 Jag tar det här rummet
64 Hur dags serveras frukosten?




Les 8 - Geld

65 Geld
66 Hoeveel kost dat?
67 Kan ik hier wisselen?
68 Kunt u me zeggen waar hier een bank is?
69 Hoeveel ....... krijg ik voor 100 Euro?
70 Kan ik met mijn creditcard betalen?

lektion 8 - Pengar

65 Pengar
66 Hur mycket kostar det?
67 Kan jag växla pengar här?
68 Kan du säga mig var det finns en bank här?
69 Hur många … får jag för hundra Euro?
70 Kan jag betala med kort?




Les 9 - Ziek

71 Waar is hier een apotheek?
72 Heeft u ook en middel tegen.....
73 Astma, buikpijn, diarree, keelpijn, hooikoorts
74 Kramp, maagpijn, migraine, misselijkheid, verstopping
75 Ik zoek een dokter
76 Wilt u een dokter waarschuwen?
77 Ik voel me niet goed
78 Ik heb hier pijn
79 Ik gebruik medicijnen
80 Moet ik nog terugkomen?
81 Arm, been, enkel, hand, hart
82 Hoofd, keel, ogen, oren, maag

lektion 9 - Sjuk

71 Var finns det ett apotek här?
72 Har du någonting mot…?
73 Astma, buksmärtor, diarré, ont i halsen, hösnuva
74 Kramp, ont i magen, migrän, illamående, förstoppning
75 Jag försöker få tag i en läkare
76 Vill du ringa efter en läkare?
77 Jag känner mig inte bra
78 Här har jag ont
79 Jag tar medicin
80 Ska jag återkomma?
81 Arm, ben, ankel, hand, hjärta
82 Huvud, halsen, ögon, öron, mage




Les 10 - Internet

83 Is hier ergens een internetcafé?
84 Kan ik hier ook printen?
85 Wat kost het per minuut?
86 Heeft u een pc met internetverbinding?
87 Mag ik even uw pc gebruiken om te mailen?
88 Hier heb je mijn e-mailadres
89 Mag ik jouw e-mailadres?
90 Zal ik je een mailtje of een e-card sturen uit ...?

lektion 10 - Internet

83 Finns det något internetcafé här?
84 Kan jag skriva ut här?
85 Hur mycket kostar det i minuten?
86 Finns det en dator med internetanslutning?
87 Får jag använda din dator för att sända epost?
88 Här finns min epostadress
89 Får jag ha din epostadress?
90 Ska jag sända dig en epost från…?




Les 11 - Uit eten

91 Heeft u een tafel vrij voor twee personen?
92 Ik wil graag een tafel voor 7 uur reserveren
93 Is er ook een niet-rokentafel?
94 Heeft u ook een menukaart in het ...?
95 Is er ook een kindermenu?
96 Is dat vlees of vis?
97 Een glas droge witte wijn.
98 Een glas rode wijn.
99 Eén bier alstublieft.
100 Welke wijn beveelt u aan?
101 Een fles rode huiswijn alstublieft.
102 Een fles droge witte wijn alstublieft.
103 Kunnen we nog een beetje brood krijgen?
104 Heeft u peper en zout?
105 Mogen wij wat olie en azijn?
106 Dank u, het smaakt uitstekend.
107 Het spijt me, maar deze wijn is niet goed
108 Twee koffie alstublieft
109 Mag ik de rekening?
110 Accepteert u deze creditkaart?

lektion 11 - Gå ut och äta

91 Finns det ett bord för två personer, tack?
92 Jag vill gärna beställa ett bord vid sjutiden
93 Finns det ett icke rökare bord?
94 Finns det en matsedel på engelska?
95 Har ni en barnmeny, tack?
96 Är det kött eller fisk?
97 Ett glas torrt vitt vin, tack
98 Ett glas rödvin, tack
99 Ett glas öl, tack
100 Vilket vin rekommenderar du?
101 En flaska rödvin från huset, tack
102 En flaska torrt vitt vin, tack
103 Får vi ha något bröd till, tack?
104 Finns det pepper och salt, tack?
105 Finns det olja och ättika, tack?
106 Tack, det smakar mycket mycket bra
107 Förlåt men det här vinet är inte bra
108 Två kaffe, tack
109 Kan jag få notan, tack?
110 Tar du det här kortet?






Weet je echt van geen ophouden meer dan kan je natuurlijk ook nog mee zingen... ;-)


Pippi



Här kommer Pippi Långstrump,
tjolahopp, tjolahej, tjolahoppsan sa.
Här kommer Pippi Långstrump,
ja här kommer faktiskt jag.
Har du sett min apa,
min söta, fina, lilla apa?
Har du sett Herr Nilsson?
Ja han heter faktiskt så.
Har du sett min villa,
min Villa Villekullavilla?
Vill å vill du veta,
varför villan heter så?
Jo, för där bor ju Pippi Långstrump,
tjolahopp, tjolahej, tjolahoppsan sa.
Där bor ju Pippi Långstrump,
ja där bor faktiskt jag.
Det är inta illa,
Jag har apa häst och villa,
En kappsäck full med pengar,
är det också bra att ha.
Kom nu, alle vänner,
Varende kotte som jag könner,
nu skal vi leva loppan,
Tjolahej tjolahoppsan sa.
Här kommer Pippi Långstrump,
tjolahopp, tjolahej, tjolahoppsan sa.
Här kommer Pippi Långstrump,
ja här kommer faktiskt jag.